Dag drie: het hoogste punt

Dag drie: het hoogste punt


Na een goed ontbijt in Avoch koos ik vanmorgen de kustweg naar het noorden. Het landschap wordt steeds leger, kaler en dunner bevolkt. Het regent niet, maar het is toch erg vochtig. De bewolking geeft een melancholiek tintje aan de omgeving. Het is schitterend. Bij het oversteken van de Dornoch Firth moet ik denken aan de film ‘Local Hero’.
Als eerste stop staat de Glenmorangie Distillery op de route. Het is een enorm complex met een klein winkeltje erbij. Een beetje onpersoonlijk, maar wel grappig. Ik heb nog niet ontdekt wat de connectie is tussen een giraffe en deze distillerderij, maar hij is er wel. Ik kom in de winkel tenminste regelmatig langnekken tegen. Wie het weet mag het toevoegen bij de reacties.

De kustweg volgend, passeer ik Carn Liath, de overblijfseen van een bouwwerk dat hier ‘Broch’ genoemd wordt. Het was bedoeld als vesting en zag eruit als een soort schoorsteen. In de eerste eeuw voor en de eerste eeuw na Christus moeten er veel geweest zijn. Nu is er alleen een met gras begroeide ruïne van over.

Wat later arriveer ik in het plaatsje Wick. In de wijk Pultneytown is iets bijzonders te zien.

In 1826 stichtte James Henderson hier een distilleerderij. Deze werd vernoemd naar de vestiginsplaats. Er waren nog geen verharde wegen naar Pulteneytown, dat daardoor aangewezen was op transport over zee. De haven stond bekend om de “vaten vol zilver en goud” (haring en whisky) die er geproduceerd werden. Met een onderbreking van 1930 tot 1947 is hier steeds een heel behoorlijke whisky gemaakt.

De kern van het uitgebreide portfolio aan whiskies wordt gevormd door een 12, een 17 en een 21 jaar oude single malt. Jim Murray’s Whisky Bible, noemt Old Pulteney 21 Year Old als “the World Whisky of the Year 2012” (Murray, 2011).

De Old Pulteney Distillery is bijzonder omdat hij midden in een stadje ligt. Alleen Oban, Bowmore en Springbank delen die eer.
Tot 2012 was Old Pulteney bovendien de noordelijkste distillerderij op het Schotse ‘vasteland’. Tegenwoordig ligt bij Thurso, een paar kilometer noordelijker, de Wolfburn Distillery – daar kom ik nog op terug.
Na een ‘sneak peak’ in de opslag (wat een rijke geuren!) rijd ik verder naar het eigenlijke begin van mijn tocht: John O’Groats.

Het dorp ontleent zijn naam aan de Nederlander Jan de Groot die in 1496 het veerrecht verwierf tussen Schotland en de Orkney-eilanden. Het veer is er nog steeds.
John O’Groats is het centrum van de noordoostelijkste punt van het Britse hoofdeiland. Drie kilometer naar het oosten ligt Duncansby Head. En achtien kilometer naar het noordwesten ligt het noordelijkste punt van Schotland: Dunnet Head.

Het landschap is ruig, net als het klimaat. De temperatuur komt zelden boven de 20 graden; juli is het warmst. Begin juni kan het nog licht vriezen. De extreme omstandigheden zorgen voor een onbedorven landschap. In de zeeën rond dit gebied komen zeehonden, dolfijnen, dwergvinvissen en orka’s voor. Er zitten veel vogels op de kliffen.

Toerisme lijkt de voornaamste bron van inkomsten te zijn voor de ca. driehonderd inwoners. En toeristen komen er in overvloed. Wandelaars, fietsers, motormuizen en automobilsten. Gelukkig zijn alleen de fietsers en motorrijders zo gek om hun voertuig bij de wegwijzer op de foto te willen zetten…
Nu begint de JOGLE pas echt. Om het te vieren, breng ik een bezoek aan de Wolfburn Distillery (zie boven), de noordelijkste distilleerderij om het mainland van Schotland.

De oorspronkelijke Wolfburn distilleerderij werd in 1821 opgericht door William Smith. De naam refereert aan de Wolf burn (burn is Schots voor beek of rivier), waarvan het water wordt gebruikt. Tussen 1850 en 1872 stopte de productie. Het is niet duidelijk wanneer precies – mogelijk was de distilleerderij tot in de jaren ’60 van de negentiende eeuw actief, misschien met tussenpozen. In 1872 verschijnt de eerste Ordnance Survey kaart van de regio, waarop de distilleerderij staat aangegeven met de toevoeging “in ruins”.
In 2012 werd een nieuwe distilleerderij geopend, waar sinds begin 2013 wordt gestookt. In 2016 is de bottelarij in gebruik genomen. Daar worden nu flessen gevuld met twee malts: Northland, die rijpt op Amerikaans eiken en Aurora,uit een combinatie van Amerikaans eiken en Oloroso sherryvaten. Er is weinig opsmuk. Ik wordt ontvangen door de whiskymeester zelf. Hij legt graag uit hoe hij werkt en wat er bij komt kijken om een goede whisky te maken. Ik proef en het zijn beide voortreffelijke whiskies – moeilijk om te geloven dat ze zo jong zijn.
Aldus aangesterkt begeef ik mij naar mijn volgende slaapplaats, waar ik van dit uitzicht mag genieten:

2 gedachten over “Dag drie: het hoogste punt

Reageren is niet mogelijk.

Reageren is niet mogelijk.
Secured By miniOrange