Dag vijf: Loch Lomond and the Trussachs

Dag vijf: Loch Lomond and the Trussachs


Vanmorgen nam ik afscheid van de andere gasten in het B&B en het uitzicht in Fort William. Vanuit Fort William volgde ik eerst de oever van Loch Linnhe en nam daarna een zuidoostelijke koers, door Glencoe, de vallei met zo’n beladen geschiedenis.

Het is jammer voor de Engelsen dat de Schotten een Keltsch geheugen hebben. Nog in geen duizend jaar zullen ze de Glencoe Massacre vergeten. Hier werden in de nasleep van de Jacobijnse opstand van 1689, 38 mannen, vrouwen en kinderen van Clan MacDonald vermoord door Engelse soldaten – hun gasten. Nog eens veertig stierven van ontbering omdat hun huizen in brand waren gestoken. De verontwaardiging was groot van noord tot zuid. Het onderzoek dat volgde op de slachtpartij had een onomwonden conclusie, maar weinig concrete gevolgen voor de daders.
Het landschap is magnifiek: ruig, weids, lieflijk en wild tegelijk. De weg volgt de linkerwand van de glen (in mijn rijrichting). Dit doet niet onder voor de Alpen. Ik heb de rit gefilmd en kon het niet opbrengen om hem erg in te korten. Het is gewoon te mooi…

Eenmaal de pas uit Glencoe voorbij, rijd ik over de ‘Great Moor of Rannoch’, een moeilijk begaanbaar terrein van meren, veen en rotsen. Gelukkig is er een weg. In korte tijd bereik ik de oevers van Loch Lomond. Dat moet wel op de tweede plaats staan als het om de bekendste Schotse meren gaat, al was het alleen maar door het Schotse volksliedje. Het is het grootste binnenlandse wateropppervlak van Groot-Brittannië. Het meer is tot 190 meter diep, waardoor het in watervolume iets achterblijft bij Loch Ness.

Als je de zuidoever van Loch Lomond volgt kom je in het gebied dat de Trossachs wordt genoemd. De Trossachs zijn een natuurgebied met idyllische meertjes, brokkelige heuvels en stille bossen ten oosten van Loch Lomond. Het wordt wel eens ‘The Highlands in Miniature’ genoemd. Die vergelijking gaat wel een beetje op, maar de Trossachs zijn groener – ze hebben duidelijk minder ontberingen te doorstaan. Aansluitend kom ik door het Queen Elisabeth Forest Park. Daar rijd ik de prachtige ‘Duke’s Pass’. De bochtige weg met hellingen van meer dan 12% geeft prachtige uitzichten. Achter elke bocht zit een nieuw plaatje dat je zo aan de muur zou willen hangen.

Na al dat moois koerst mijn route zuidelijk en later naar het westen. De weg is uitdagend, het landschap is mooi. Als ik stop om een foto te maken gaat het even anders dan gepland. Ik duw de motor terug om een beetje startbaan te hebben. Als mijn linker voet neerkomt blijkt er geen grond te zijn, maar een centimeters diepe plas. Ik sta tot mijn enkel in het water. Dat is niet zo erg – mij laarzen zijn waterdicht, maar de motor gaat door het balanspunt heen en ik kan ‘m nog net gecontroleerd op de grond leggen. Oeps. Na twee pogingen wordt ik zo boos dat ik ‘m gewoon rechop zet. Zomaar. Op dat moment stopt er een auto achter me met een mevrouw en een jongeman. Ze kijken erg bezorgd en vragen of alles goed met me is. Ze hadden me zien vallen en waren teruggereden om te helpen. De mevrouw kijkt me ook met enig respect aan: “you’re so very strong!”. Kijk, dat vermindert de deuk in mijn ego aanzienlijk. Ik bedank ze uitbundig – zulke mensen maken van pech iets moois. De schade: krassen op mijn rechter spiegel (en die deuk in mijn edo dus, maar daar zitten er al wel meer en deze viel bij nader inzien mee (zie boven)).

Ik vermijd Glasgow, en stuur naar de Firth of Clyde. Ooit was de hele oever van de Clyde bezaaid met scheepswerven. Bij Port Glasgow is er nog één over, pal naast het vijftiende-eeuwse Newark Castle, dat herinnert aan de oorspronkelijke naam van het plaatsje. De naam Port Glasgow ontstond doordat haven hier de beste aanlgegplaats was voor grotere schepen die niet tot Glasgow konden komen. Het is een typisch forenzenstadje. De meeste mensen werken in Glasgow. Op zondagavond is het dan ook vrij tam. Bovendien is het regenachtig. Alle tijd om een blogpost te schrijven dus!

Reageren is niet mogelijk.
Secured By miniOrange